NOS Nieuws•
-
Rob Ramaker
redacteur Klimaat
-
Rob Ramaker
redacteur Klimaat
In het ondiepe water naast de Oosterschelde staan enkele witte gestalten. Lepelaars, zo verraden de kenmerkende kuif en lepelvormige snavel. “Dit is een plek waar soms dertig, veertig, vijftig vogels staan”, zegt lepelaaronderzoeker Sven Prins. “Voor mij is het de mooiste vogel die we hebben in Nederland. Die oranje borstband, de kuif en de geelrode keelzak, zijn hele voorkomen.”
Eigenlijk horen er ‘s winters geen lepelaars te zijn in Nederland. Van oudsher trokken de vogels richting Senegal en Mauritanië om te overwinteren. Dieren die achterbleven vroren dood of verhongerden.
Maar winters worden milder. In 2024 was Nederland bijna 3 graden warmer dan het begin van de vorige eeuw. En sinds de jaren 60 neemt het aantal ijsdagen – hele dagen waarop het vriest in De Bilt – gestaag af. In 2023 en 2024 was er geen enkele ijsdag. Hierdoor leren lepelaars dat ze prima kunnen overwinteren in de Zeeuwse delta. Al gaat het tot dusver om een klein deel van alle vogels.
Minder verre trek
De dieren die nog wel trekken gaan ook minder ver. “Steeds meer lepelaars blijven in Europa”, zegt Tamar Lok, trekvogelbioloog en voorzitter van de Werkgroep Lepelaar. In Portugal, Spanje en Frankrijk is voldoende te eten en de reis is minder gevaarlijk. “Uit onderzoek weten we dat vogels daar een grotere kans hebben om te overleven dan in West-Afrika.”
Voor mij is het de mooiste vogel die we hebben in Nederland
De lepelaar illustreert hoe klimaatverandering het trekgedrag verandert. En dat merken vogelaars. Behalve de lepelaar zijn er ‘s winters meer kleine zilverreigers, kluten en veel andere watervogels, blijkt uit tellingen van vogelorganisatie Sovon.
Ook andere soorten trekken minder ver. Zo wagen steeds minder ooievaars zich aan de gevaarlijke overtocht van de Sahara en overwinteren er steeds meer in Spanje. Verder overwinteren veel zangvogels steeds minder zuidelijk in Europa.
Eerdere aankomst, later vertrek
Sommige soorten zie je juist minder in Nederland. Deze vogels broeden in het Noordpoolgebied, zoals de kleine rietgans, kleine zwaan en het nonnetje. Voor hen zijn de omstandigheden in Denemarken, Zweden of Finland inmiddels zacht genoeg om daar te overwinteren.
Onderzoekers blij met overwinteren van de lepelaar
“Ook de timing van de trek verandert”, zegt Henk van der Jeugd, hoofd van het vogeltrekstation van het Nederlands Instituut voor Ecologie. “In het algemeen komen vogels eerder aan en vertrekken ze later.”
Klimaatverandering is daarbij zelden de enige oorzaak. Het kan zijn dat vogels leefgebieden kwijtraken, of dat het er om andere redenen slecht of juist goed gaat, schetst Van der Jeugd. “Maar de patronen zijn zo algemeen en het gebeurt bij zoveel soorten van groot tot klein dat ik er zeker van ben dat je het voor een groot deel aan het klimaat kan toeschrijven.”
Nieuwe broedgebieden
De veranderingen vallen het meest op bij watervogels. Hun trekgedrag leren ze vooral van ouders en soortgenoten. Daardoor kan het gedrag sneller veranderen.
Zeker vogels die broeden in het Noordpoolgebied moeten zich aanpassen. Die regio warmt zo veel sneller op dan de rest van de wereld dat ganzen er te laat dreigen te komen voor de beste periode om te broeden.
Daarom slaan brandganzen tussenstops waar ze bijtanken steeds vaker over. En de kleine rietgans vond zelfs een nieuw broedgebied, ontdekte Bart Nolet, ganzenonderzoeker aan het Nederlands Instituut voor Ecologie. Een deel van de vogels verruilde het opgewarmde Spitsbergen voor het koudere Nova Zembla. Zo komt de kleine rietgans toch op tijd.
Het zijn hoopvolle ontwikkelingen, zegt Van der Jeugd van het trekvogelstation. Vogels blijken weerbaar tegen klimaatverandering. Alleen geldt dat meer voor vogels die gedrag aanleren dan voor vogels waarbij de trek in de genen zit.
Nederlandse zangvogels als de fitis, huiszwaluw en zomertortel kampen met een afname. Het lijkt er niet op dat zij zich kunnen aanpassen. Over hun toekomst is Van der Jeugd somberder.
Toch zijn er zelfs zangvogels die snel reageren. Niet alle zwartkoppen trekken meer naar Zuid-Europa, maar ze gaan steeds vaker naar Engeland. De oorzaak blijkt een verandering in hun genen. Als ze daar succesvol overwinteren, zullen steeds meer vogels die trek ondernemen, verwacht Van der Jeugd.
Lepelaarkenners Tamar Lok en Sven Prins vinden de aanwezigheid van de lepelaars toch vooral een positief verhaal. Maar de vogels zijn nu wel kwetsbaar, mocht het toch weer een keer stevig vriezen. Eenmaal gekozen voor een overwinteringsplek vertrekken lepelaars niet meer. Een langere periode vorst kan zeker de zwakkere vogels fataal worden.