Voor de deur van de Jongerenkerk in Venlo staat een rij. Dik ingepakte figuren wassen hun handen buiten bij het kraantje. Ze dragen een muts, over de muts een capuchon, om de capuchon een sjaal. Lagen beschermen tegen de kou.
Binnen is het warm. De geur van eten vult de kerk. Iedere woensdag kunnen de dak- en thuislozen van Venlo en omstreken aanschuiven bij de ‘solidariteitsmaaltijd’. Vandaag op het menu: stoofpot met aardappelen. Acht gastheren en -vrouwen staan klaar om de bezoekers te bedienen. Het is vijf uur ’s middags, de zaal voorin de kerk stroomt vol. Aan een van de tafels zit een groepje arbeidsmigranten van Poolse afkomst. Ze krijgen eerst koffie of thee, gevolgd door soep met een broodje kaas. Als het hoofdgerecht wordt geserveerd, gaat dat in rap tempo naar binnen. Een jongen likt staand de laatste restjes van zijn bord.
In Venlo werken ongeveer 13.500 ‘internationale werknemers’, zoals de gemeente arbeidsmigranten noemt. Dat klinkt minder denigrerend, is de gedachte. Veertig tot vijfenzeventig van hen zijn dakloos. Eind vorig jaar heeft de gemeente zich aangesloten bij de landelijke pilot ‘kortdurende opvang dakloze arbeidsmigranten’, waar ook Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven aan meedoen. De gemeenten bieden daklozen kortdurende opvang en begeleiding terug naar werk, vaak gekoppeld aan huisvesting. Als dit niet mogelijk is, wordt er gekeken naar vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst.
Toevluchtsoord
Aan een kleine tafel in de Jongerenkerk zit Darius Jakosi met zijn vriend Lukas. Ze kennen elkaar van de straat. Twee maanden geleden verloor Jakosi (30) zijn baan en daarmee het dak boven zijn hoofd. De winteropvang is vandaag geopend, maar daar slapen de twee niet; ze hebben hun eigen geheime plekje, zegt Jakosi. Als hij lacht verschijnen slechts twee voortanden.
Een gastvrouw komt langs: „Je soep wordt koud.”
„Ja, I know,” antwoordt hij. Eerst zijn verhaal afmaken. Hij is al bijna zes jaar in Nederland. Over terugkeren naar Polen peinst hij niet, want hij wil een nieuwe baan in Nederland zoeken. Misschien in een andere stad, want in Venlo lukt het niet. Zijn moeder mist hem wel, vertelt hij. Af en toe lacht hij verlegen. Onder de tafel klinkt gerammel van een tas vol blikken bier. „Die zijn van Lukas,” zegt hij. Wanneer alle lagen kleding niet meer helpen tegen de kou, is er altijd nog de alcohol.
De in totaal 53.000 arbeidsmigranten in Noord-Limburg zijn onmisbaar voor de sectoren waarin ze actief zijn. Voornamelijk de tuinbouw, voedselverwerkende industrie en distributiecentra. Naar verhouding is de bevolkingsgroep vergelijkbaar met die van het Westland, zegt beleidsmedewerker van de gemeente Venlo, Sjang Drabbels.
Van de drie straathoekwerkers is één gestopt en een ander stapt per januari 2025 op. Het lijkt typisch zo’n functie die achter het bureau is bedacht
Hij benadrukt dat er veel goed gaat met de arbeidsmigranten. Maar als ze hun baan en daarmee vaak hun huisvesting verliezen, dient Venlo als toevluchtsoord. Drabbels: „Met haar voorzieningen is de stad aantrekkelijk voor daklozen.”
De gemeente sloot zich vorig jaar aan bij de pilot. In 2023 en 2024 ontvingen ze daar in totaal 600.000 euro voor. De aanpak bestond aanvankelijk vooral uit het inzetten van straathoekwerkers die contact leggen met de dakloze arbeidsmigranten en ze helpen met werk vinden of terugkeren naar het herkomstland. Dit jaar is hiermee 37 procent van de daklozen met wie contact is gelegd geholpen.
De inwoners van Venlo en de gemeenteraad wilden een betere oplossing. Sjang Drabbels: „We hebben veel daklozen kunnen helpen, maar omdat de aanwas groot was, bleef het probleem zichtbaar. We zijn nu bezig met het realiseren van een dag- en nachtopvang waar de dakloze arbeidsmigranten maximaal veertien dagen terecht kunnen.” Dit doet de gemeente in samenwerking met Stichting Barka en het Leger des Heils.
Lees ook
Arbeidsmigrant Rafal maakte een einde aan zijn leven. ‘Het enige wat telt is dat we werken. Verder bestaan we niet’
Kritiek
In de Jongerenkerk ruimen de vrijwilligers de tafels af. Het resterende eten krijgen de daklozen mee, in bakjes. Al opruimend loopt pastor Hub van den Bosch, die de solidariteitsmaaltijd organiseert, heen en weer met volle vuilniszakken. Ook voor kleding kunnen daklozen wekelijks bij de kerk terecht. Van winterjassen tot ondergoed, Van den Bosch regelt het.
De laatste jaren ziet de pastor de groep daklozen in Venlo veranderen: „Ondertussen is 90 procent van degenen die de solidariteitsmaaltijd bezoeken arbeidsmigrant.” Hij is blij dat onder druk van de gemeenteraad nu stappen worden gezet. „Lange tijd was het beleid: de arbeidsmigranten mogen hier zijn, maar ze moeten voor zichzelf zorgen. De gemeente heeft lang weggekeken.”
Af en toe lacht Darius verlegen. Onder de tafel klinkt geklingel. Het is een tas vol blikken bier
Van den Bosch heeft zijn leven gewijd aan het helpen van daklozen; naar eigen zeggen is hij daar 90 procent van de tijd mee bezig. Niet iedereen neemt hem dat in dank af: „Boze mailtjes zijn ondertussen gewoon. Winkeliers rondom de kerk zijn niet blij met ons, omdat de aangeboden faciliteiten een aanzuigende werking zouden hebben.” Hij begrijpt de kritiek wel: daklozen zorgen voor overlast en dat is slecht voor de business. Meldingen van overlast door daklozen zijn de afgelopen tien jaar met bijna 100 procent gestegen in Noord-Limburg. Volgens wijkagenten veroorzaken daklozen van Midden- en Oost-Europese afkomst een aanzienlijk deel van de overlast. Van den Bosch blijft ondanks de kritiek doorgaan met zijn werk, want „je laat die mensen niet verrekken op straat”.
Of het huidige beleid van de gemeente Venlo voldoende is, betwijfelt hij. „Van de drie straathoekwerkers is één gestopt en een ander stapt per januari 2025 op. Het lijkt typisch zo’n functie die achter het bureau is bedacht. Als andere organisaties niet meewerken, kunnen de straathoekwerkers de daklozen weinig bieden.” Volgens Van den Bosch is dat frustrerend voor ze. „Er wordt van ze verwacht dat ze in twee à drie gesprekken vorderingen maken. Maar dit soort werk kost tijd.”
Bij het overdekte busstation in Venlo begint de Poolssprekende straathoekwerker Radek (hij wil niet met achternaam in de krant vanwege privacyredenen) zijn vaste ronde. ‘De omgeving van de mens is de medemens’, staat in grote letters op het dak van het station. Radek: „Arbeidsmigranten worden hier vaak met hun hele hebben en houden gedropt, zodra ze ontslagen zijn. Wacht, ik laat het zien.” Hij pakt zijn telefoon en zoekt naar een foto. Te zien is een oudere man op een bank tussen de uitpuilende tassen en rolkoffers vol spullen. „Dit kom ik wekelijks tegen.”
De eerste stap in het proces is contact leggen: „Ik stap op de mensen af en probeer het gesprek aan te gaan. Vervolgens probeer ik te achterhalen welke werkgever ze heeft gedumpt, zodat we dat in kaart kunnen brengen.” Radek begrijpt de beperkingen van zijn rol: „Ik heb geen vacatures openstaan, ik ben geen uitzendbureau.”
Sympathiek
Wat Radek wel kan, is daklozen perspectief proberen te bieden. „Er moet een inschatting gemaakt worden: wat voor persoon staat hier voor me? Kan deze terug begeleid worden naar werk of naar het land van herkomst?” Vanaf het moment dat de mensen worden achtergelaten bij het station, heeft hij ongeveer tien dagen om te handelen: „Daarna zie je de situatie snel verslechteren. Ze komen in aanraking met andere daklozen en grijpen naar alcohol en andere middelen.”
Hij benoemt een aantal keer dat hij „geen toverstaf” heeft. „Ze zullen het zelf moeten doen.” En, hoe zegt hij dat netjes? „Sommigen maken er zelf een zooitje van. Zo zijn er tien tot vijftien arbeidsmigranten die aan lager wal geraakt zijn. Voor hen is het een verloren zaak. Die hebben vaak complexere problemen. En nee, ik ben geen psycholoog.”
We hebben veel daklozen kunnen helpen, maar omdat de aanwas groot was, bleef het probleem zichtbaar
Het is sympathiek, zo’n pilot om dakloze arbeidsmigranten te helpen, vindt arbeidssocioloog Jan Cremers, maar het is dweilen met de kraan open. Hij doet onderzoek naar het verband tussen onrechtmatige werving in het land van herkomst en de kwetsbaarheid van arbeidsmigranten in het aankomstland.
Cremers: „Binnen de Europese Unie is een rekruteringsindustrie ontstaan. Uitzendbureaus hebben dochterondernemingen die ter plekke werven. Voor een deel gebeurt dat rechtmatig en krijgen mensen de juiste informatie over hun werkzaamheden en slaapplek. En voor een deel spiegelen ze de mensen van alles voor. Als ze dan aankomen en met de werkelijkheid geconfronteerd worden, vallen ze in een diep gat.”
Cremers pleit dan ook voor het aanpakken van de bron van het probleem. De rekrutering moet strikt worden gereguleerd door de overheid en ondernemingen die arbeidsmigranten in dienst nemen, moeten hun verantwoordelijkheid nemen. „Ondernemend Nederland profiteert van goedkope arbeid en gooit de verantwoordelijkheid over de schutting. Ze zeggen: Overheid, los het maar op.” Hypocriet, is het woord dat hij ervoor gebruikt.
Lees ook
Daklozen die leven in auto’s, stacaravans, hotels of vakantiewoningen blijven vaak onder de radar