In het begin is er een lichaam, háár lichaam, dat van de in Libanon geboren en in Groot-Brittannië levende kunstenaar Mona Hatoum (1952). Haar lichaam kruipt over de vloer, wordt aan tafel opgediend, ingezwachteld in verband en cellofaan en bedekt met iets dat lijkt op bloed. Soms zit dat lichaam opgesloten in een transparante kast – het lijkt alsof het stikt, voor iedereen te kijk. Op andere momenten strompelt het blootsvoets door een drukke winkelstraat, een paar hoge leren Dr. Martens boots met veters bevestigd aan de kleumende enkels.
Met dit lichaam maakt ze naam.
De jonge Hatoum vluchtte in 1975 naar Londen vanwege het uitbreken van de bloedige burgeroorlog in Libanon. In Londen ging ze naar de kunstacademie, tussen 1980 en 1987 maakte ze een aantal verpletterende, soms misselijkmakende performances. Haar eigen, vaak letterlijk geobjectiveerde lichaam, nam ze onder de loep. Altijd is er de associatie met geweld, dreiging, intimidatie, gevangenschap (van het vrouwelijk lichaam) en – op de achtergrond – een naargeestige westerse politiek, die eraan bijdraagt dat aan de oorlog in het Midden-Oosten fortuinen worden verdiend.
In Kunsthal KAdE in Amersfoort vormen die oude performances – gedocumenteerd op video, foto en in geschrift, en bij elkaar gebracht in anderhalve zaal – nog steeds een wrange klaroenstoot. Het knappe is dat Hatoum de kijker zelf naar betekenis laat raden, als stukjes steen die je bij elkaar raapt en op een hoopje veegt. Steeds opnieuw vraag je je af: wat is het dat ik zie? Nergens is de boodschap eenduidig.
Klip-en-klare beeldtaal
Na 1987 stopte Hatoum met die performances en legde zich toe op sculpturen, installaties en werken op papier. Met name daarmee werd ze succesvol. Haar werk is ondergebracht in een naar haar genoemde foundation die tentoonstellingen organiseert over de hele wereld – dit jaar alleen al in KAdE, in de Barbican in Londen, White Cube in Seoul en meer. Drie kunststudenten krijgen van de Foundation jaarlijks een beurs van 6.000 pond.
In KAdE is een grote selectie van haar oeuvre te zien vanaf 1980. Vijf minuten lopen verderop, in de Elleboogkerk, is het nieuwste werk Web (2025) geïnstalleerd (daarover zo meer). De nadruk bij KAdE ligt op de figuratieve werken. Dat is jammer, want de minimalistische, abstracte werken van Hatoum – monumentale rasters, stellages en stapelbed-achtige constructies – hebben juist die ongedefinieerde zeggingskracht die ook haar performances bezitten. Ze laten de bezoeker tasten en gissen naar waar het wrange hem nu precies zit. En, niet onbelangrijk: ze houden Hatoums figuratieve werken in toom. Dat gebeurt nu niet, maar is wel nodig, zo blijkt in KAdE. Hatoum heeft in de latere decennia van haar carrière de neiging om, als een popart-kunstenaar, politieke boodschappen in klip-en-klare, makkelijke beeldtaal te formuleren. Het lichtspektakel Misbah (2006-2007) bijvoorbeeld, bestaat uit een ronddraaiende koperen lantaarn die in een verduisterd zaaltje hangt. In het koperen omhulsel van de lantaarn zijn figuurtjes van rennende soldaten met geweren en sterren uitgesneden. Hun projecties wervelen op de muren, zoals bij een sprookjeslantaarn boven een kinderbedje.


Foto’s: Peter Cox
Keukenmessen
Het recente werk Still Life (medical cabinet) IV (2024) toont een wit, medisch muurkastje met daarin kleurige glazen afdruksels van handgranaten. Een mooie, maar ongevaarlijke grap. Ook Untitled (wheelchair) (1998-2018, Hatoum maakt vaak reeksen van dezelfde sculptuur) heeft zo’n overduidelijke pun. Een roestvrijstalen rolstoel staat roerloos in de museumzaal. Je kunt erin zitten, maar de mantelzorger die de stoel duwt zal zijn handen eraan snijden: de handvatten van de rolstoel bestaan uit keukenmessen.
Veel beter en minder eenduidig zijn Hatoums werken waarin ze ogenschijnlijk ‘onschuldige’ huishoudelijke voorwerpen verandert in grimmige fantomen. Paravent (2008) is een uitklapbare kaasrasp van zwart staal die is opgeblazen tot de proporties van een kamerscherm. Nog zo’n topwerk is Home (1990), een keukentafel met een gehaktmolen, rasp, vergiet, sinaasappelpers en nog meer. Kraakhelder en klaar voor gebruik, maar pas op, alles staat onder stroom. Home is een grimmig saluut aan de terreur en repetitieve schoonheid van huiselijke arbeid. Het is ook een waarschuwing: elk dagelijks gebruiksvoorwerp kan onbereikbaar worden, op willekeurig welk moment in de geschiedenis.
Gaza
Vorig jaar november organiseerde Hatoum, samen met beroemde collega’s als Richard Long, Wolfgang Tillmans, Shirin Neshat en Subodh Gupta, een fundraiser in Londen voor Artsen zonder Grenzen in Gaza. Over de ‘echte’ oorlog van Israël in het Midden-Oosten, over de genocide tegen de Palestijnse bevolking, heeft Hatoum zich niet uitgelaten en wil ze zich ook niet uitlaten. Dat is best opmerkelijk voor een kind van door Israël verdreven Palestijnse vluchtelingen. ‘Kijk maar naar mijn werk’, is haar boodschap.
In de Amersfoortse Elleboogkerk hangt Hatoums nieuwste werk Web, een visnet-achtige constructie van dun staaldraad waaraan doorzichtige glazen bolletjes zijn bevestigd. Ondanks het formaat, zo’n beetje het halve kerkplafond, wil Web maar niet indrukwekkend worden. Niet qua vorm – want zo’n visnet aan het plafond ligt best voor de hand. Evenmin qua betekenis. Volgens de zaaltekst wijst Web op „beklemmende opsluiting” en op „onderlinge verbondenheid”. Maar het doorzichtige werk valt met zijn bedoelingen weg tegen de achtergrond van de wit gesausde kerk.
Web is mooi, maar ontbeert de rafelrand die Hatoums beste werken kenmerkt. Web is sierlijk, maar er spreekt geen kritisch engagement uit of het verlangen naar kritische distantie. Integendeel: Web onthoudt zich van alles. Het is een frivoliteit, gemakzuchtig en overbodig.


Foto’s: Peter Cox