De Amsterdamse wijk Betondorp, Johan Cruijff en Gerard Reve groeiden er op, vierde het honderdjarig bestaan. We woonden er een paar jaar veel te duur in onderhuur, maar hadden er een geweldige tijd. Simultaan met de buren roken op het balkon, koffie en een biertje bij café De Avonden, de schoonheidssalon van Sylvia, de geweldige eenmanssupermarkt van Marcel waar de nog te betalen kassabonnen als slingers rond de kassa hingen.
Die winkel was helaas verdwenen, constateerde ik toen ik zaterdag met Leah van Roosmalen (7) en Frida van Roosmalen (3) de wijk binnenfietste. Eigenlijk was iedereen van acht jaar geleden verhuisd, overleden, ziek of anderszins afwezig. Wonen in een wijk is een gelegenheidscoalitie, pas als je weg bent zie je de verandering.
Het feestterrein was een cirkel van kraampjes waarachter shampoos, dierenplaatjes en zelf gekleide vazen werden verkocht. Er was ook een poffertjeskraam. Op een minipodium trok een hoogbejaarde zanggroep het ene na het andere oude Hollandse lied uit de koektrommel. De accordeonist die de zaak aan elkaar praatte, bleek een diep-cynische inborst te hebben. Als er weer niet gereageerd werd, of als mensen er doorheen kletsten, zei hij: „Dank u wel, u houdt ons echt aan de gang.”
Godzijdank was ik al bij de Kika-kraam geweest, waar ik twee plastic popjes had gekocht
Bij de poffertjeskraam werd ik bij de arm gegrepen door een man die toen ik me omdraaide met zijn hoofd heel dichtbij kwam.
„Ze zeggen dat je een Bekende Nederlander bent.”
De bejaarde vrouw naast me bevestigde het.
„Ja dat klopt”, zei ze.
Hij, tegen haar: „Welke dan?”
Ze zei mijn naam.
„Nou Marcel”, zei de man, „als je hier dan toch bent, zou het wel zo netjes zijn als je even bij de Kika-kraam komt kijken, toch? U weet wat het betekent om een doodziek kind te hebben? Je moet er toch niet aan denken, of wel Marcel? We hebben buttons van Johan Cruijff.”
Zou hij Johan Cruijff in een andere tijd ook zo bij de arm hebben gegrepen? Met de aanwezigheid op televisie komt schijnbaar de verplichting om bij festiviteiten meteen op zoek te gaan naar de kraam van het Goede Doel.
De accordeonist kondigde aan dat ze vanwege „de bloedhitte” in het repertoire gingen schrappen, het volgend lied ging over een verdwenen parelsnoer dat door een valse dochter was verpatst.
De man trok nu aan mijn mouw.
„Nu even mee naar de Kika-kraam komen, wel zo netjes toch?”
Godzijdank was ik al bij de Kika-kraam geweest, ik had er twee plastic popjes gekocht waarvan je de haren kunt kammen. Even verderop lagen Leah van Roosmalen (7) en Frida van Roosmalen (3) er mee te spelen in het gras.
„Dan heb ik niks gezegd”, zei de man. „Dan ga ik alleen terug naar de kraam.”
We keken naar de kraam.
De andere vrijwilligers zwaaiden, ik zwaaide voor de zekerheid ook terug, maar de man zei dat het voor hem bedoeld was. Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column