Zaterdag begon dan de al door Donald Trump aangekondigde handelsoorlog: vanaf dinsdag heffen de VS 25 procent belasting op alle producten uit de buurlanden Mexico en Canada. Wat ik uit de commentaren begreep slaan die terug met eenzelfde maatregel. De jaren dertig van de vorige eeuw komen terug. Het inflatiespook komt ook hier steeds vaker dreigend tevoorschijn.
Ik heb laatst 3 euro 49 betaald voor een bakje mini-komkommers, een product dat ik niet eens lekker vind. Leefde Paula van Roosmalen-Breekelmans nog maar. Ze knipte haar hele leven aanbiedingen uit folders en besloot na lang wikken en wegen of ze op vrijdag naar de Edah of de Coop bij het Velperbroekcircuit zou gaan. Ik moest aan haar denken toen ik bij de kassa bij de Vomar in Amsterdam-Oost achter een vrouw stond die een kwartier van iedereen nam omdat ze 30 cent te veel zou hebben betaald.
Het is alsof ik mijn hele jeugd heb getraind voor deze tijd. Mijn moeder die thuiskwam en, onderwijl de boodschappentas tussen haar voeten op de deurmat parkerend, hardop riep: „Driemaal raden wat ik voor een stuk kaas heb betaald?” Mijn vader die volautomatisch begon te zuchten dat het geld hem niet op de rug groeide. „Ik heb het niet. Ik heb het niet”, zei hij dan. Achteraf denk ik dat hij met dat zinnetje niet eens het saldo op zijn bankrekening bedoelde, maar dat hij het had over zijn perspectief op het werk. Chef zou hij nooit worden, hij leefde van zomervakantie naar kerstpakket en acteerde dat hij daar tevreden mee was. Hij prees Polen, een land waar ze toen dolblij waren met onze tweedehandskleding.
We nemen officieel nog niet deel aan het handelsconflict, maar de oorlogsverklaring ligt al klaar. Ga er maar van uit dat wij die dan gaan verliezen. Met ‘wij’ bedoel ik in eerste instantie Europa, maar omdat alles, en dus ook het egoïsme, na een tijdje overwaait naar onze polder sluit ik een alleingang van Nederland ook niet uit. Je hoeft weinig moeite te doen om het idee, dat we het hardst genaaid worden door onze trouwste bondgenoten, ook hier populair te maken.
„Wij zijn een diensten- en doorvoerland”, doceerde zuster Virgini al in de zesde klas van de Fredericusschool te Velp. Er werd ons geleerd dat dit heel slim was.
En zo zag ik het toen ook, we reisden de hele wereld over op zoek naar koopjes die we dan doorverkochten aan vooral de Duitsers en daarna de rest van de Europeanen. Die hele Europese Unie was vooral geschikt voor landen als het onze. Maar dat moet je wel willen zien. Je kunt er ook voor kiezen om de eigen exportproducten te beschermen. Wat maken we hier eigenlijk nog in dit dienstenland?
Alleen maar boerenproducten!
We gaan eraan.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.