Vloeiend en vastberaden klinkt Lisa Batiashvili’s openingssolo in Sergej Prokofjevs Tweede vioolconcert. Een ongelooflijk rijke toon krijgt ze uit haar Guarneri del Gesù-instrument: complex, rijk en donkergekleurd. „Schoonheid kan kil zijn, maar in mijn wereld belichaamt zij warmte en diepte”, vertelde de Georgisch-Duitse violiste van de week in NRC.
Prokofjev ligt haar hoorbaar na aan het hart. Muziek met een kosmopolitische inborst, net als zijzelf. In 2018 maakte ze een prachtopname van de twee vioolconcerten, die ze allebei ook al eens bij het Concertgebouworkest speelde. Nu dus de populaire Tweede onder leiding van aanstaand chef-dirigent Klaus Mäkelä – deze week in Amsterdam, volgende week op tournee door de Verenigde Staten. Woensdagavond is het vanwege Batiashvili’s lyrische en speelse klank het boeiendste stuk van de avond, al zou je willen dat Mäkelä haar af en toe iets meer ruimte geeft om te zingen. Dat lukt beter in de toegift, Johann Sebastian Bachs klagende Ich ruf zu dir, door de Zweedse componist Anders Hillborg gearrangeerd voor strijkers en soloviool.
Speciaal voor de Amerikaanse tournee componeerde Ellen Reid een nieuw werk. Reid was composer in residence bij het orkest het afgelopen voorjaar, toen onder meer haar klimaatopera The Shell Trial in première ging. Ook haar tweedelige nieuwe opdrachtstuk Body Cosmic verkent een maatschappelijke vraag: hoe het is om nieuw leven op een afbrokkelende wereld te zetten?
Lees ook
Violiste Lisa Batiashvili: ‘Soms vraagt muziek om iets anders dan schoonheid’
Natuurdocumentaire
Dat komt woensdagavond tot klinken als muziek uit een natuurdocumentaire: opborrelende harpmotiefjes boven dunne strijkersnoten die langzaam groeien tot een geluid van vlees en bloed. In het tweede deel komt er meer worsteling in, met luide trillers in het orkest en trombonenoten die heel langzaam omlaag schuiven, alsof de grond onder je wegzakt.
Een stuk dat het KCO al vaker meebracht naar de Verenigde Staten, onder zowel Mariss Jansons als Riccardo Chailly, is de Tweede symfonie van Sergej Rachmaninoff. Gulle muziek met een honingzoet Hollywood-gehalte, maar ook met het vermogen om je bij de strot te grijpen – als het zorgvuldig wordt opgebouwd. Mäkelä verschiet zijn kruit behoorlijk snel en zit al na een paar minuten op maximaal orkestvolume. De vele climaxen die nog moeten volgen, hebben daardoor moeite om nog te overrompelen. De resterende drie kwartier duren dan best lang.
Rachmaninoffs Tweede is een lijvige symfonie waaruit vroeger door menig dirigent nog weleens hele passages werden weggeknipt. Dat gebeurt gelukkig niet meer, al wordt er ook in complete vorm soms nog vrijelijk omgesprongen met details in de partituur. Zo laat Mäkelä in de laatste noot van het eerste deel een paukenslag meeklinken. Dat gebeurt wel vaker (Jansons deed het bijvoorbeeld ook), maar het is niet wat Rachmaninoff heeft opgeschreven. Is dat erg? Niet echt, maar zonde is het wel. Na een paar bombastische slotmaten is de allerlaatste noot eigenlijk alleen voor de celli en contrabassen; een onverwachte grom die klinkt als een punt, niet een uitroepteken. Dat benadrukt een dreigende onderstroom die deze symfonie juist zo aangrijpend kan maken. Luister maar eens naar het verschil: mét paukenslag (Jansons ) of zónder paukenslag (Ashkenazy ).
Mäkelä’s focus ligt niet bij onderstromen. De opwellende noten van het ‘Adagio’ klinken even luid als de lyrische hoofdmelodie in de violen, die daardoor wat onbestemd uit de verf komt. In een poging klaarheid te scheppen in Rachmaninoffs gecondenseerde orkestratie haalt Mäkelä sommige partijen naar de voorgrond, wat soms voor mooie reliëfs in de strijkers en de houtblazers zorgt, maar helaas ook voor hoorns die in de hele symfonie overal loeihard bovenuit steken. De laatste climax maakt uiteindelijk toch nog indruk doordat Mäkelä in het coda flink op het gaspedaal trapt.
Vioolconcerten van Prokofjev door Lisa Batiashvili.